De visproblemen

Gekweekte vis

Meer dan de helft van de vis die in Nederland geconsumeerd wordt is gekweekt. Wat veel mensen niet weten, is dat gekweekte vis lang niet altijd duurzamer is dan wilde vis. Op deze pagina beschrijven we de drie grootste problemen die spelen bij gekweekte vis. Namelijk de effecten op de omgeving, de effecten van het opkweken van vis en problemen rondom het gebruik van visvoer.  

Effecten op de omgeving

We maken onderscheid in twee soorten kweeksystemen, namelijk een open kweeksysteem en een gesloten kweeksysteem. Open kweeksystemen staan in verbinding met de zee of met een rivier en kunnen voor de volgende problemen zorgen:

– Vervuiling van het water door mest, medicijnen en chemicaliën
– Verspreiding van ziekten en parasieten door het besmetten van wilde soortgenoten
– Het ontstaan van kruisingen tussen ontsnapte kweekvis en wilde vis

Het opkweken van vis

De meeste soorten die gekweekt worden planten zich voort in gevangenschap. De mossel, de paling en de tonijn zijn hier een uitzondering op. Deze soorten worden in het wild gevangen en worden vervolgens opgekweekt voor consumptie. Omdat zij zich in gevangenschap niet voort kunnen planten, blijven de problemen rondom overbevissing en schadelijke vangsttechnieken bestaan.

Het gebruik van visvoer

De hoeveelheid visvoer, vismeel en visolie die nodig is om een kilo vis te kweken verschilt sterk per soort. Voor het maken van visolie en vismeel is wilde vis nodig. Soorten als de zalm, de tarbot en de paling eten relatief veel vismeel en visolie. Voor de productie van één kilo zalm is gemiddeld twee kilo wilde vis nodig. Hoe lager de hoeveelheid vismeel en visolie per kilo gekweekte vis is, hoe duurzamer.